Veertien projecten van UT-onderzoekers zijn gehonoreerd bij de laatste ICT-call van de Europese Unie. Met name het CTIT heeft extreem goed gescoord en haalde 5,7 miljoen euro onderzoeksfinanciering op. Iddo Bante, zakelijk directeur van het CTIT, is trots: “We hebben blijkbaar een perfect netwerk op Europese schaal. Dat betaalt zich nu uit.”
Het Zevende Kaderprogramma (KP7), het grootste subsidieprogramma van de Europese Unie op het gebied van onderzoek, moet internationale samenwerking tussen bedrijven en wetenschappelijke instellingen stimuleren. Via diverse ‘calls’ kunnen onderzoekers financiering aanvragen voor onderzoek waarbij ze nauw samenwerken met andere Europese partners. Bij de laatste ICT-call heeft de Universiteit Twente het erg goed gedaan. Veertien projecten werden gehonoreerd: twee van onderzoeksinstituut MIRA en maar liefst twaalf van het CTIT.
Van de 45 door het CTIT ingediende projecten werden er twaalf gehonoreerd. Een slagingspercentage van 27 procent. Dat lijkt niet per se heel veel, maar Iddo Bante, zakelijk directeur van het CTIT, legt uit dat het wel degelijk heel bijzonder is. “De concurrentie is zeer groot. Een slagingspercentage van 27 procent is een enorme prestatie, ver boven het gemiddelde van minder dan achttien procent! In totaal gaat het om een EU bijdrage van 5,7 miljoen euro. Belangrijker is dat we niet eenmalig goed weten te scoren, maar dat we het structureel zo goed doen. Vorig jaar deed het CTIT het ook al erg goed. De vakgroepen die goed scoren zijn blijkbaar in staat dat succes te herhalen. Het is dus zeker geen toevalstreffer!”
Als belangrijkste succesfactor noemt Bante het goede internationale netwerk van de CTIT-vakgroepen. “We hebben een perfect netwerk op Europese schaal, zowel met andere kennisinstellingen als met het bedrijfsleven. Voor onderzoeksfinanciering wordt Europa steeds belangrijker. We werken veel samen en zijn al vele jaren betrokken bij allerhande Europese projecten. Dat betaalt zich nu uit.”
Bante is, los van het aantal gehonoreerde projecten, met name trots op het feit dat het CTIT over de volle breedte goed heeft weten te scoren, van slimme systemen voor de toekomstige energievoorziening tot robotica en van sensornetwerken tot ethiek: “De Europese agenda is structureel opgenomen in het denken van onze vakgroepen.”
Topscoorder van de UT is Vanessa Evers van de vakgroep Human Media Interaction. Zij wist maar liefst drie projecten in de wacht te slepen. Bij al deze projecten staan ‘sociale systemen’ centraal: (computer)systemen die de interactie aangaan met mensen. Evers: “Deze systemen moeten in staat zijn om sociale situaties te monitoren. Bij de onderzoeken kijken we onder meer hoe robots het beste kunnen reageren. Het eerste project moet leiden tot een systeem voor telepresence, in wezen een zelflerende robot die fysiek de plaats van een gebruiker, die achter een computer zit, kan overnemen. Deze robot moet leren hoe hij sociaal gedrag overneemt – zoals de juiste afstand tot gesprekspartners houden – zodat de gebruiker zich puur op de conversatie kan richten. De twee andere projecten richten zich op kinderen en moeten leiden tot een (virtueel) systeem dat een of twee kinderen een omgeving biedt om ontdekkend te leren en een robot die met meerdere kinderen spelenderwijs kan opruimen en ondertussen de kinderen leert om goed samen te werken. Hierbij is het opruimen een spel samen met de robot wordt gespeeld.”
Overigens gaat het bij de gehonoreerde projecten lang niet alleen om enkel technologische innovatie, benadrukt Bante. “We doen hier geen wetenschap puur voor de wetenschap; uiteindelijk draait het om concrete toepassingen waar de maatschappij iets aan heeft. De analoge en de digitale wereld groeien steeds verder naar elkaar toe. Dit leidt tot veranderende sociale systemen. Daarom is het van groot belang dat we technologisch onderzoek altijd koppelen aan de gedrags- en maatschappijwetenschappen, zoals we op de UT doen.”
Zo heeft ook de vakgroep Wijsbegeerte van Philip Brey meerdere projecten in de wacht gesleept. Onder meer op het vlak van de professionalisering van ethische aspecten van onderzoek, zoals privacy, informatieveiligheid en rechtvaardigheid. Brey: “We gaan proberen om tot een systeem voor ethische certificering te komen, een soort keurmerk, waarmee bedrijven en kennisinstellingen kunnen aantonen dat ze aan gestelde kwaliteitseisen voldoen. Internationale standaarden geven de partijen handvaten om het werk beter te doen en maken onderzoeksresultaten beter uitwisselbaar.
Dit jaar is het laatste jaar dat EU-onderzoeksfinanciering via het Zevende Kaderprogramma verloopt. Daarna zal dit via het Horizon 2020 programma gebeuren. Hierbij ligt de focus op de zogenaamde Grand Challenges zoals klimaatverandering, vergrijzing, voedselveiligheid en betaalbare duurzame energie.
Ook al komen er met een nieuw programma nieuwe spelregels, bang dat het CTIT het hierdoor minder goed zal doen is Bante allerminst. “Door ons goede Europese netwerk, onze technische expertise, de koppeling van technologie aan gedrags- en maatschappijwetenschappen en ons goede track record op valorisatiegebied zijn we al goed voorgesorteerd op de uitdagingen van Horizon 2020.”
Het Zevende Kaderprogramma (KP7), het grootste subsidieprogramma van de Europese Unie op het gebied van onderzoek, moet internationale samenwerking tussen bedrijven en wetenschappelijke instellingen stimuleren. Via diverse ‘calls’ kunnen onderzoekers financiering aanvragen voor onderzoek waarbij ze nauw samenwerken met andere Europese partners. Bij de laatste ICT-call heeft de Universiteit Twente het erg goed gedaan. Veertien projecten werden gehonoreerd: twee van onderzoeksinstituut MIRA en maar liefst twaalf van het CTIT.
Van de 45 door het CTIT ingediende projecten werden er twaalf gehonoreerd. Een slagingspercentage van 27 procent. Dat lijkt niet per se heel veel, maar Iddo Bante, zakelijk directeur van het CTIT, legt uit dat het wel degelijk heel bijzonder is. “De concurrentie is zeer groot. Een slagingspercentage van 27 procent is een enorme prestatie, ver boven het gemiddelde van minder dan achttien procent! In totaal gaat het om een EU bijdrage van 5,7 miljoen euro. Belangrijker is dat we niet eenmalig goed weten te scoren, maar dat we het structureel zo goed doen. Vorig jaar deed het CTIT het ook al erg goed. De vakgroepen die goed scoren zijn blijkbaar in staat dat succes te herhalen. Het is dus zeker geen toevalstreffer!”
Als belangrijkste succesfactor noemt Bante het goede internationale netwerk van de CTIT-vakgroepen. “We hebben een perfect netwerk op Europese schaal, zowel met andere kennisinstellingen als met het bedrijfsleven. Voor onderzoeksfinanciering wordt Europa steeds belangrijker. We werken veel samen en zijn al vele jaren betrokken bij allerhande Europese projecten. Dat betaalt zich nu uit.”
Bante is, los van het aantal gehonoreerde projecten, met name trots op het feit dat het CTIT over de volle breedte goed heeft weten te scoren, van slimme systemen voor de toekomstige energievoorziening tot robotica en van sensornetwerken tot ethiek: “De Europese agenda is structureel opgenomen in het denken van onze vakgroepen.”
Topscoorder van de UT is Vanessa Evers van de vakgroep Human Media Interaction. Zij wist maar liefst drie projecten in de wacht te slepen. Bij al deze projecten staan ‘sociale systemen’ centraal: (computer)systemen die de interactie aangaan met mensen. Evers: “Deze systemen moeten in staat zijn om sociale situaties te monitoren. Bij de onderzoeken kijken we onder meer hoe robots het beste kunnen reageren. Het eerste project moet leiden tot een systeem voor telepresence, in wezen een zelflerende robot die fysiek de plaats van een gebruiker, die achter een computer zit, kan overnemen. Deze robot moet leren hoe hij sociaal gedrag overneemt – zoals de juiste afstand tot gesprekspartners houden – zodat de gebruiker zich puur op de conversatie kan richten. De twee andere projecten richten zich op kinderen en moeten leiden tot een (virtueel) systeem dat een of twee kinderen een omgeving biedt om ontdekkend te leren en een robot die met meerdere kinderen spelenderwijs kan opruimen en ondertussen de kinderen leert om goed samen te werken. Hierbij is het opruimen een spel samen met de robot wordt gespeeld.”
Overigens gaat het bij de gehonoreerde projecten lang niet alleen om enkel technologische innovatie, benadrukt Bante. “We doen hier geen wetenschap puur voor de wetenschap; uiteindelijk draait het om concrete toepassingen waar de maatschappij iets aan heeft. De analoge en de digitale wereld groeien steeds verder naar elkaar toe. Dit leidt tot veranderende sociale systemen. Daarom is het van groot belang dat we technologisch onderzoek altijd koppelen aan de gedrags- en maatschappijwetenschappen, zoals we op de UT doen.”
Zo heeft ook de vakgroep Wijsbegeerte van Philip Brey meerdere projecten in de wacht gesleept. Onder meer op het vlak van de professionalisering van ethische aspecten van onderzoek, zoals privacy, informatieveiligheid en rechtvaardigheid. Brey: “We gaan proberen om tot een systeem voor ethische certificering te komen, een soort keurmerk, waarmee bedrijven en kennisinstellingen kunnen aantonen dat ze aan gestelde kwaliteitseisen voldoen. Internationale standaarden geven de partijen handvaten om het werk beter te doen en maken onderzoeksresultaten beter uitwisselbaar.
Dit jaar is het laatste jaar dat EU-onderzoeksfinanciering via het Zevende Kaderprogramma verloopt. Daarna zal dit via het Horizon 2020 programma gebeuren. Hierbij ligt de focus op de zogenaamde Grand Challenges zoals klimaatverandering, vergrijzing, voedselveiligheid en betaalbare duurzame energie.
Ook al komen er met een nieuw programma nieuwe spelregels, bang dat het CTIT het hierdoor minder goed zal doen is Bante allerminst. “Door ons goede Europese netwerk, onze technische expertise, de koppeling van technologie aan gedrags- en maatschappijwetenschappen en ons goede track record op valorisatiegebied zijn we al goed voorgesorteerd op de uitdagingen van Horizon 2020.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten