Robots zijn er in alle soorten en maten. De zorgrobot is bijvoorbeeld een kleine, plastic pop die lacht en praat met ouderen: alles om een fijn gezelschap te zijn. Er zijn technologiebedrijven die een paar stappen verder gaan en kunstmatig intelligente robots op de markt brengen die nauwelijks te onderscheiden zijn van de mens. Is zo’n mensgelijkende robot bevorderlijk voor de interactie tussen mens en robot? Nee, zeggen onderzoekers van de Universiteit Utrecht in het online tijdschrift Frontiers in Psychology. Hun onderzoek is de eerste studie naar robots die zijn ontwikkeld voor interactie met mensen.
Experimenteel psycholoog Marnix Naber toont in zijn onderzoek, dat hij uitvoerde met medewerking van studenten Anne Reuten en Maureen van Dam, aan dat ‘bijna’ menselijk niet genoeg is voor de acceptatie van kunstmatige intelligentie in ons dagelijks leven.
Naber liet in zijn onderzoek mensen kijken naar verschillende plaatjes van robotgezichten, gezichten die in mate van menselijkheid van elkaar verschilden. Zo toonde hij bijvoorbeeld de iCat, een robot ontwikkeld door Philips, die niet op een mens maar op een kat uit een tekenfilm lijkt. En hij schotelde zijn deelnemers ook Saya voor, een zeer menselijke robot die ontwikkeld is aan de Universiteit van Tokyo. Naber over het onderzoeksresultaat: “Hoe meer de robot op een mens lijkt, hoe normaler de mens reageert op de robot.”
Maar er zit een addertje onder het gras, aldus Naber: “Als een robot er bijna, maar nét niet precies, als een mens uitziet, gebeurt er iets vreemds. De bijna-menselijke robot wordt dan als griezelig ervaren, alsof er iets mis mee is. Dit griezelige onderbuikgevoel werd bevestigd door een afwijkende verandering in de pupilreactie die wij bij deelnemers maten.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten