Hebben robots rechten?
Na meer dan 10 jaar onafhankelijk onderzoek publiceert I.T.-publicist Henny van der Pluijm zijn boek “Rechten en Plichten voor Robots”. Reeds vorig jaar verscheen de eerste commerciële computer die het denkvermogen van een menselijk brein evenaarde (20 petaflops). Kinderen die nu worden geboren, leven als ze 20 zijn in een maatschappij waarin miljarden apparaten meer “denkvermogen” hebben dan zijzelf.
In het boek “Rechten en Plichten voor Robots” wordt uitgelegd waarom er een maatschappelijk antwoord moet komen op het steeds intelligenter worden van machines. Het boek stelt dat het een tragische vergissing is te denken dat het verschijnen van steeds capabeler machines kan worden afgedaan als slechts de komst van betere apparatuur die de mens ten dienste zal staan.
Nu al bestaan veel cruciale systemen waarop onze maatschappij draait, zoals die van banken, verzekeringsmaatschappijen, beveiligingsbedrijven en de beurshandel, uit complexe algoritmen die voor mensen niet meer te doorgronden zijn. Het gaat niet om “als-dan”-programmatuur, maar om lerende systemen die de werking van de menselijke hersenen nabootsen in de vorm van kunstmatige neurale netwerken. De werking van deze systemen is - net als die van de menselijke hersenen - onvoorspelbaar.
Het fundamentele probleem dat door lerende systemen zal ontstaan is dat niemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor hun gedrag. Dat gaat vroeg of laat tot rampen leiden. De bewustwording van dit verschijnsel bij de media, maar ook bij ICT-professionals en de Nederlandse bestuurlijke elite, loopt lichtjaren achter bij de werkelijkheid.
De maatschappij moet een antwoord formuleren op deze ontwikkeling. De auteur stelt dat het onderbrengen van deze ontwikkeling in reguliere wetgeving een doodlopende weg is. Er zal een dwingende noodzaak ontstaan voor een overkoepelende Algoritmenwet, die de rechtspositie van intelligente lerende systemen regelt. In het boek worden zes eigenschappen van machines en systemen voorgesteld waaraan deze moeten voldoen om te kwalificeren voor deze autonome rechtspositie.
In het boek “Rechten en Plichten voor Robots” wordt uitgelegd waarom er een maatschappelijk antwoord moet komen op het steeds intelligenter worden van machines. Het boek stelt dat het een tragische vergissing is te denken dat het verschijnen van steeds capabeler machines kan worden afgedaan als slechts de komst van betere apparatuur die de mens ten dienste zal staan.
Nu al bestaan veel cruciale systemen waarop onze maatschappij draait, zoals die van banken, verzekeringsmaatschappijen, beveiligingsbedrijven en de beurshandel, uit complexe algoritmen die voor mensen niet meer te doorgronden zijn. Het gaat niet om “als-dan”-programmatuur, maar om lerende systemen die de werking van de menselijke hersenen nabootsen in de vorm van kunstmatige neurale netwerken. De werking van deze systemen is - net als die van de menselijke hersenen - onvoorspelbaar.
Het fundamentele probleem dat door lerende systemen zal ontstaan is dat niemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor hun gedrag. Dat gaat vroeg of laat tot rampen leiden. De bewustwording van dit verschijnsel bij de media, maar ook bij ICT-professionals en de Nederlandse bestuurlijke elite, loopt lichtjaren achter bij de werkelijkheid.
De maatschappij moet een antwoord formuleren op deze ontwikkeling. De auteur stelt dat het onderbrengen van deze ontwikkeling in reguliere wetgeving een doodlopende weg is. Er zal een dwingende noodzaak ontstaan voor een overkoepelende Algoritmenwet, die de rechtspositie van intelligente lerende systemen regelt. In het boek worden zes eigenschappen van machines en systemen voorgesteld waaraan deze moeten voldoen om te kwalificeren voor deze autonome rechtspositie.
Geen opmerkingen: