Met drones is precieze bijmesting van stikstof in aardappelteelt mogelijk
In het onderzoeksprogramma Op Naar Precisielandbouw 2.0 heeft een groep aardappeltelers proefgedraaid met sensorwaarnemingen door drones. De beelden vanuit de drone tonen de teler precies op welke plekken in het perceel hij meer of juist minder moet bijmesten met stikstof. Hierdoor kan stikstof efficiënter toegediend worden.
‘Gemiddeld geven Nederlandse aardappeltelers elk jaar ongeveer 250 kilogram stikstof per hectare’, zegt Frits van Evert, expert precisielandbouw van Wageningen University & Research. ‘Dat gebeurt in één keer, net voor of net na het poten. Het punt is dat de weersomstandigheden in Nederland erg wisselvallig zijn. Daardoor gaat er het ene jaar veel meer stikstof verloren dan het andere jaar. Die 250 kilo toegediende stikstof kan dan veel te veel zijn en of juist veel te weinig. Maar het is bijna nooit precies goed.’
Volgens Van Evert is het beter om aan het begin van de teelt bijvoorbeeld twee derde van de gebruikelijke hoeveelheid stikstof te geven en halverwege het seizoen het gewas te ‘vragen’ hoe het ermee gaat. Geavanceerde sensorwaarnemingen bieden daarbij uitkomst: ‘De mate waarin een plant infrarood, rood en groen licht reflecteert, is afhankelijk van de hoeveelheid stikstof in de plant. Een plant met te weinig stikstof heeft kleine kleurverschillen vergeleken met een plant die ruim voorzien is van stikstof. Met moderne sensoren kun je die verschillen meten.’
Dat meten kan grofweg op drie manieren.
met een satelliet: dit is goedkoop, maar onbruikbaar als het bewolkt is.
met een sensor die in het veld handmatig wordt bediend of op de tractor is geïnstalleerd: een betrouwbare, maar dure methode die de praktijk nog niet massaal heeft omarmd.
met multispectrale camera’s en sensoren van drones: een relatief nieuwe methode. De verwachting is dat daarmee de komende jaren flinke stappen gezet kunnen worden.
Praktijkonderzoeker precisielandbouw Johan Booij van Wageningen University & Research legt uit hoe het werkt: ‘De opnames die de drone van een perceel maakt, worden omgezet in een kaart. De teler krijgt die kaart gemaild en kan deze uploaden via een applicatie op Akkerweb die we samen met Agrifirm hebben ontwikkeld. Met behulp van die software rolt er vervolgens een advies voor de teler uit: op welke plekken moet veel of juist weinig bijgemest wordenen op welke plekken hoeft er niets gedaan te worden? We hebben de methode geoptimaliseerd voor gebruik van de eBee-drone, maar ontwikkelaars van andere dronetypen kunnen hun sensorsystemen ook geschikt maken.’
Aaldrik Venhuizen, technisch manager R&D Plant bij de coöperatieve onderneming Agrifirm, verwacht veel van de sensorwaarnemingen met drones: ‘Veel telers maken nu nog gebruik van handmatige grond- en bladsteeltjesanalyses van representatieve perceeldelen om te bepalen of er extra stikstof nodig is. Nu kunnen we met een gevalideerde methode niet alleen veel nauwkeuriger bepalen hoeveel stikstof erbij moet, maar zien we ook verschillen in stikstofbehoefte binnen percelen.
Dat leidt tot een veel efficiënter gebruik van stikstof.’ En dat is goed voor de opbrengst, de portemonnee en het milieu.
De focus ligt volgens Venhuizen nu nog op consumptie- en zetmeelaardappelen, maar uitbreiding van de methode voor stikstofmeting bij pootaardappelen is volgens Venhuizen een logische vervolgstap: ‘En wat mij betreft maken we de methode ook geschikt voor metingen bij andere gewassen, zoals bouwgerst en tarwe.’
‘Gemiddeld geven Nederlandse aardappeltelers elk jaar ongeveer 250 kilogram stikstof per hectare’, zegt Frits van Evert, expert precisielandbouw van Wageningen University & Research. ‘Dat gebeurt in één keer, net voor of net na het poten. Het punt is dat de weersomstandigheden in Nederland erg wisselvallig zijn. Daardoor gaat er het ene jaar veel meer stikstof verloren dan het andere jaar. Die 250 kilo toegediende stikstof kan dan veel te veel zijn en of juist veel te weinig. Maar het is bijna nooit precies goed.’
Volgens Van Evert is het beter om aan het begin van de teelt bijvoorbeeld twee derde van de gebruikelijke hoeveelheid stikstof te geven en halverwege het seizoen het gewas te ‘vragen’ hoe het ermee gaat. Geavanceerde sensorwaarnemingen bieden daarbij uitkomst: ‘De mate waarin een plant infrarood, rood en groen licht reflecteert, is afhankelijk van de hoeveelheid stikstof in de plant. Een plant met te weinig stikstof heeft kleine kleurverschillen vergeleken met een plant die ruim voorzien is van stikstof. Met moderne sensoren kun je die verschillen meten.’
Dat meten kan grofweg op drie manieren.
met een satelliet: dit is goedkoop, maar onbruikbaar als het bewolkt is.
met een sensor die in het veld handmatig wordt bediend of op de tractor is geïnstalleerd: een betrouwbare, maar dure methode die de praktijk nog niet massaal heeft omarmd.
met multispectrale camera’s en sensoren van drones: een relatief nieuwe methode. De verwachting is dat daarmee de komende jaren flinke stappen gezet kunnen worden.
Praktijkonderzoeker precisielandbouw Johan Booij van Wageningen University & Research legt uit hoe het werkt: ‘De opnames die de drone van een perceel maakt, worden omgezet in een kaart. De teler krijgt die kaart gemaild en kan deze uploaden via een applicatie op Akkerweb die we samen met Agrifirm hebben ontwikkeld. Met behulp van die software rolt er vervolgens een advies voor de teler uit: op welke plekken moet veel of juist weinig bijgemest wordenen op welke plekken hoeft er niets gedaan te worden? We hebben de methode geoptimaliseerd voor gebruik van de eBee-drone, maar ontwikkelaars van andere dronetypen kunnen hun sensorsystemen ook geschikt maken.’
Aaldrik Venhuizen, technisch manager R&D Plant bij de coöperatieve onderneming Agrifirm, verwacht veel van de sensorwaarnemingen met drones: ‘Veel telers maken nu nog gebruik van handmatige grond- en bladsteeltjesanalyses van representatieve perceeldelen om te bepalen of er extra stikstof nodig is. Nu kunnen we met een gevalideerde methode niet alleen veel nauwkeuriger bepalen hoeveel stikstof erbij moet, maar zien we ook verschillen in stikstofbehoefte binnen percelen.
Dat leidt tot een veel efficiënter gebruik van stikstof.’ En dat is goed voor de opbrengst, de portemonnee en het milieu.
De focus ligt volgens Venhuizen nu nog op consumptie- en zetmeelaardappelen, maar uitbreiding van de methode voor stikstofmeting bij pootaardappelen is volgens Venhuizen een logische vervolgstap: ‘En wat mij betreft maken we de methode ook geschikt voor metingen bij andere gewassen, zoals bouwgerst en tarwe.’
Geen opmerkingen: